Bezienswaardigheid
Tekst: Emely Nobis / Beeld: Frits Roest

Stephansdom en hoofdportaal
Hét herkenningspunt van Wenen is de monumentale Stephansdom (koosnaam Steffl) in hartje centrum. Dat alles aan deze kathedraal (107 meter land, 34 meter breed) pronk en praal uitstraalt, is voor een belangrijk deel te danken aan de Habsburgers. De kerk werd vanaf 1230 gebouwd op het grondplan van een eerdere (afgebroken) kerk en was aanvankelijk een eenvoudige parochiekerk, gewijd aan de martelaar Stefanus. Uit die tijd zijn de westgevel met de reusachtige poort, de bovenverdiepingen van de twee zogeheten Heidentürme en de aangrenzende westelijke galerij behouden.
Magnifiek uitzicht
Nadat de Habsburgers in 1273 in Oostenrijk aan de macht kwamen, wilden ze van Wenen een bisschopszetel maken en dus moest er een monumentale kathedraal komen. De gotische verbouwing en nieuwbouw, in 1304-40 begonnen met het 3-beukige hallenkoor, duurde al met al bijna driehonderd jaar. In 1359 legde Rudolf IV de stichter de eerste steen voor de nieuwbouw van het schip en de twee verdiepingen tellende kapellen aan de westzijde. Tegelijkertijd werd begonnen met de bouw van de 137 meter hoge zuidertoren. Indertijd een van de hoogste torens wereldwijd, omdat de Habsburgers erop stonden dat geen enkele toren in hun rijk hoger mocht zijn. Wie nu omhoog wil om van het magnifieke uitzicht over Wenen te genieten, moet dus maar liefst 343 smalle treden naar de Türmerstube beklimmen (en weer afdalen). En dan te weten dat de noordertoren (Adlerturm) eigenlijk nog hoger gepland was. De bouw hiervan moest echter in 1511 uit geldgebrek halverwege worden gestaakt. Uiteindelijk (in 1556) werd de toen pas 60,6 meter hoge toren voltooid met een koepel en klokkentoren.

Uitzicht vanaf de toren
Wenen had in 1469 wel al de status van bisdom gekregen en de Stephansdom – eerder eigendom van de bisschoppen van Passau – werd de kathedrale kerk. Sinds 1723 is hier bovendien ook de zetel van het aartsbisdom van de Rooms-Katholieke Kerk in Oostenrijk gevestigd. Dat is overigens geen eigenaar van de kerk, want – zo staat in het kadaster – eigenaar van de Stephansdom is de Stephansdom. Het gebouw is van zichzelf en onderhoudt zichzelf – wat met 7 miljoen bezoekers per jaar aardig lukt. Het beheer ervan is wel in handen van mensen van vlees en bloed. De leden van dit domkapittel hebben tot op de dag van vandaag de hoogste beslissingsbevoegdheid over de kathedraal.
Gekleurde dakpannen

Gekleurde dakpannen met het wapen van de republiek Oostenrijk en de stad Wenen
De Stephansdom heeft zowel binnen als buiten heel veel bezienswaardigs. Hoogtepunten buiten zijn de vele demonisch ogende waterspuwers in de vorm van honden, leeuwen of draken én het schuine dak met daarop 230.000 bontgekleurde pannen in tien verschillende kleuren. Ze zijn gerangschikt in een zigzagpatroon geïnspireerd op oriëntaalse tapijten. Omdat relikwieën in de middeleeuwen vaak tegen stof en licht werden beschermd door ze in zulke kostbare tapijten in te hullen, leek het de Habsburgers wel sjiek om ook het dak van het grootste heiligdom van Wenen op die manier ‘in te pakken’. Bovendien was het te bedekken oppervlak zo groot dat men vreesde dat een gelijkmatig gekleurd vlak van rode aardewerken of koperen pannen niet zou passen bij het gotische karakter van de kathedraal en bovendien het stadsbeeld zou verstoren. De kerk was immers al van verre zichtbaar.
Niemand weet hoe vaak de pannen sinds de voltooiing van het dak in 1470 vernieuwd zijn. Dat gebeurde in elk geval in 1831, toen het wapen van de republiek Oostenrijk en de stad Wenen werden aangebracht.
Ingewanden in urnen

Grafkamer in de catacomben
Van binnen kan de kerk kan letterlijk op meerdere niveaus worden bekeken. Wie afdaalt naar de catacomben (alleen in het kader van rondleidingen) passeert onder andere knekelkamers met daarin de botten van de circa 11.000 mensen die in een korte periode van zeventig jaar in de kerk werden begraven en van wie de gegevens nauwgezet zijn geadministreerd. Toen er tijdens de Tweede Wereldoorlog plaats moest worden gemaakt voor schuilkelders, werden hun kisten door dwangarbeiders geruimd en hun schoongemaakte restanten netjes opgestapeld. Daarbovenop liggen er nog eens ongeveer tweeduizend niet gedocumenteerde skeletten in de Pestgrube. Ze zijn zonder veel ceremonieel in een massagraf geworpen tijdens de pestepidemie van 1713, die aan tien procent van de Weense bevolking het leven kostte.
In de catacomben bevindt zich ook de zogeheten Herzoggruft, waarin de ingewanden van in totaal 72 Habsburgers worden bewaard. Dat de urnen verschillende afmetingen hebben, heeft niets te maken met verschil in status. Telkens als een urn begint te lekken (en dus te stinken) wordt deze in z’n geheel in een grotere urn gestopt om zo het origineel toch te kunnen behouden.

Urnen met de ingewanden van de Habsburgers in de Herzoggruft
Strip in steen
In de eigenlijke kerk is de enorme preekstoel hét pronkstuk. De constructie bestaat uit drie grote op elkaar geplaatste blokken zandsteen, die vervolgens met hamer en beitel sierlijk zijn bewerkt. Steenhouwer was waarschijnlijk Anton Pilgram, die zichzelf onder de preekstoel zou hebben vereeuwigd in het portret van de Fenstergucker (een uit het raam starende man). De preekstoel in de vorm van een miskelk wordt aan de bovenkant bekroond door de vier Latijnse kerkvaders: Ambrosius, Augustinus, Hieronymus en Gregorius. Langs de trap omhoog vechten kikkers en hagedissen (het goede) tegen padden en slangen (het kwade). Het hondje bovenaan de trap symboliseert als vriend en beschermer van mensen de overwinning van het goede. Al het kwade dat toch naar boven weet door te dringen, zal door hem worden opgegeten. De ‘strip in steen’ moest aan de ongeletterde bevolking op eenvoudige wijze een morele les overbrengen.

Fenstergucker en Preekstoel
Niet alles in de kerk is oud. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, in de nacht van 12 april 1945, waren er plunderingen op het plein rondom de kathedraal. Waarschijnlijk door overspringende vonken van fakkels brandden de larikshouten dakconstructie en de klokkentoren af en stortte het voorste gewelf in. Gelukkig waren veel kunstwerken vanwege de oorlogsdreiging opgeslagen in de catacomben of met metalen constructies en zandzakken beschermd voor een eventuele bominslag – maar toch viel een derde van het interieur ten offer aan de vlammen. De stad Wenen kon de wederopbouw niet financieren en dus leverden alle Oostenrijkse deelstaten een bijdrage. Wie goed oplet, ziet precies wie wat betaalde – want allemaal lieten ze het wapen van hun deelstaat wel ergens vereeuwigen. Wenen zelf betaalde (met hulp van talloze donateurs) het dak, Neder-Oostenrijk schonk de stenen vloer, Tirol de ramen, Salzburg het tabernakel, Karinthië de kroonluchters, Stiermarken de poort, Burgenland de communiebank, Vorarlberg de zitbanken en Opper-Oostenrijk de grote luidklok.

Blik op het altaar en op het hoofdorgel
Pummerin
Die luidklok, vanwege haar diepe Pumm-klank door Weners liefdevol de Pummerin genoemd, werd in 1951 gegoten en bij die gelegenheid van de zuidelijke naar de noordelijke toren verplaatst. Met een gewicht van 21.383 kilogram is het de grootste klok van de Oostenrijk. Ze luidt veel minder vaak dan andere kerkklokken, meestal alleen op hoge kerkelijke feestdagen als Paaszondag, Pinksterzondag, Allerzielen en Kerstavond. Ook is ze te horen op oudejaarsavond. Dan wacht het hele land via de radio tot de Pummerin om middernacht het nieuwe jaar letterlijk “inluidt”, om daarna de Sekt te ontkurken en elkaar ‘Prosit Neujahr’ te wensen.
Informatie over kaartverkoop, openingstijden, missen, rondleidingen e.d: Stephansplatz 3, stephanskirche.at
Kijk wat je allemaal in de omgeving kunt doen op onze wegwijzer.



Openluchtmusea in Oostenrijk

Oostenrijks mooiste kloven

mooiste plekjes
2023




8 spannende burchtruïnes



Nostalgische museumtreinen

13 spectaculaire uitzichtplatforms



9 machtige burchten








Bad Ischl














Salzburg






Wenen

Schwarze Mander


Virgental







