Wenen

In het spoor van Ludwig van Beethoven

Tekst: Emely Nobis

Wenen en Beethoven horen bij elkaar. De in 1770 in Duitsland geboren componist woonde en werkte vanaf zijn 22ste in de Oostenrijkse hoofdstad en werd er een muzikale legende. Stadswandeling in zijn voetsporen. Met een uitstapje naar Baden.
Standbeeld Beethovenplatz

Standbeeld Beethovenplatz © FREN Media, Frits Roest

Beethoven mag dan officieel geen Oostenrijker zijn, de Oostenrijkse hoofdstad was wel degelijk zijn zelfgekozen thuis. Wenen was in de loop van de 18e eeuw uitgegroeid tot het centrum van de Europese muziek. Musici van naam en faam woonden of vestigden zich in de muziekmetropool, zoals Vivaldi, Haydn, Mozart, Gluck, Schubert… Het muzikale wonderkind Beethoven, wiens opvoeding geheel in het teken van de muziek stond, ging in december 1786 vanuit zijn geboortestad Bonn naar Wenen om lessen compositieleer te nemen bij Mozart. Waarschijnlijk hebben ze elkaar uiteindelijk nooit ontmoet, want er zijn geen documenten die dit bevestigen. Bovendien keerde Beethoven al in mei 1787 terug naar Bonn omdat zijn moeder op sterven lag.

Joseph Haydn © Royal College of Music

In 1792 vertrok hij opnieuw voor een studiereis naar Wenen. Nu Mozart was overleden, had Joseph Haydn aangeboden hem les te geven. Uiteindelijk zou Beethoven zich definitief in Wenen vestigen. Zijn vader was vlak na zijn vertrek gestorven. Een paar jaar later werd het Rheinland bezet door Napoleontische troepen en sloeg de kuurvorst voor wie Beethoven sinds 1783 als hofmuzikant werkte op de vlucht. Toen Beethovens jongere broers Kaspar Karl en Johann ook naar Wenen verhuisden, viel elke basis voor zijn terugkeer naar Duitsland weg.

In Wenen bouwde Beethoven in eerste instantie vooral een reputatie op als pianovirtuoos, met name door zijn improvisatietalent. Hij drong door tot de hoogste maatschappelijke kringen en kon dankzij financiële steun van drie adellijke muziekliefhebbers – die hem een jaarinkomen garandeerden – een onafhankelijk leven als kunstenaar opbouwen. Naarmate hij slechter ging horen, legde hij zich meer en meer toe op het componeren.

Explosief karakter

Beethovenhuis Heiligenstadt

Beethovenhuis annex Museum in de Probusgasse in Heiligenstadt © Beethovenmuseum

Beethoven kende Wenen als zijn broekzak, mede omdat hij ruim zestig keer verhuisde. Dat was in die tijd niet ongewoon: veel inwoners van de stad zegden in het voorjaar de huur van hun woning op en verkasten dan met alle huisraad naar het platteland. Beethoven wisselde echter niet altijd vrijwillig van woning. Hij hield zich niet aan huisregels en zijn vertrekken zagen er, aldus de beschrijvingen, uit als een varkensstal: overal op de grond kleren en notenbladen, op tafel resten voedsel en lege wijnflessen, op het klavier een dikke laag stof. Beethovens explosieve karakter bracht hem voortdurend in conflict met zijn verhuurders en buren, die hij bovendien ’s nachts met zijn pianospel uit de slaap hield. Meestal was de opluchting groot als hij weer naar een nieuw adres vertrok.

Beethovenmuseum Heiligenstadt

Tentoonstellingsstukken © Beethovenmuseum

Omdat het ondoenlijk is om alle Weense woningen te bezoeken (die deels bovendien zijn gesloopt), beperken we onze Beethoven-toer tot de historisch meest betekenisvolle locaties. We beginnen aan de rand van Wenen in Heiligenstadt: nu een lommerrijke wijk in het 19e district Döbling; indertijd een romantisch wijndorp met kuurpark op het platteland.

Voor Beethoven was zijn verblijf in Heiligenstadt sterk emotioneel beladen. Op aandringen van zijn arts ging hij er in 1802 ‘op kuur’, in de hoop verlichting te vinden voor zijn frequente buikkrampen en zijn nu snel verslechterende gehoor. Van mei tot oktober huurde hij het tuinhuis bij een bakkerij aan de Probusgasse 6, waar hij onder meer aan de in 1804 voltooide Symfonie Eroica werkte. Aan het einde van zijn verblijf was Beethoven de wanhoop nabij. De kuur hielp niet en hij kampte bovendien met depressies als gevolg van hoge werkdruk, een gevoeld gebrek aan waardering en een onbeantwoorde liefde. Hij raakte in een diepe crisis en dacht zelfs aan zelfmoord. Zijn gemoedstoestand beschrijft hij in schrijnende bewoordingen in het zogeheten Heiligenstädter Testament, een brief aan zijn broers die nooit werd verstuurd en die pas na zijn dood tussen zijn documenten is gevonden.

Beethovenmuseum dodenmasker

Dodenmasker © Beethovenmuseum

In het pand aan de Probusgasse is tegenwoordig het Beethovenmuseum gevestigd. In veertien kamers wordt het levensverhaal van de componist verteld aan de hand van veel originele objecten, bijvoorbeeld een zogeheten souffleur-kast die op Beethovens vleugel werd geplaatst om het geluid te versterken. Bij een aantal luisterstations kun je zelf ervaren wat hij nog hoorde naarmate zijn gehoorklachten ernstiger werden. Interessant zijn ook de documenten die een inkijkje geven in zijn karakter. Zo speelde eten een grote rol in zijn leven. Hij maakte aantekeningen over de toebereiding van bepaalde gerechten en noteerde de titels van kookboeken die hij wilde aanschaffen. Mede door zijn doofheid werd hij zo wantrouwend dat hij alle uitgaven van zijn dienstmeisjes tot op de cent controleerde en noteerde in een huishoudboekje.
Het Beethovenmuseum is bereikbaar met metrolijn U4 naar Heiligenstadt. Stap het eindstation over op bus 38A (halte Armbrustergasse).

Naar de Heurigen

Pfarrwirt Heiligenstadt

Pfarrwirt Heiligenstadt © FREN Media, Frits Roest

Behalve van goed eten hield Beethoven ook van wijn. Hij verbleef veel en graag in de wijnregio rondom de Kahlenberg en Nussberg aan de rand van het Wienerwald. In de zomer van 1817 huurde hij opnieuw een woning in Heiligenstadt, dit keer bij wijngoed en Heurigen Mayer am Pfarrplatz (Pfarrplatz 2) – op een steenworp afstand van de Probusgasse. Wie nu door de poort naar het met wilde wijn overwoekerde binnenhof van dit wijnlokaal loopt, ziet aan de linkerkant de houten trap die naar Beethovens vertrekken voerde. Daar werkte hij onder meer aan zijn Negende Symfonie.

Heurigen Mayer am Pfarrplatz

Heurigen Mayer am Pfarrplatz

Net als de componist indertijd kun je er binnen of op het terras nog steeds uitstekende wijnen drinken. Heiligenstadt is met z’n smalle straten, (voormalige) wijnboerderijen en tavernes met binnenhoven nog steeds landelijk, groen en romantisch en de geest van Beethoven is er alomtegenwoordig. De romaanse kerk Zum Heiligen Jakob op de Pfarrplatz werd al door Beethoven bezocht. Als je vervolgens door de Eroicagasse omhoogloopt bereik je na tien minuten een beek (de Schreibersbach), waar een favoriete wandelroute van de componist begint: de inmiddels naar hem benoemde Beethovengang.

In het nabije Beethovenpark staat op een centrale plek (de Beethovenruhe) een standbeeld van de nors kijkende componist uit 1863. Loop vanaf de Pfarrplatz de andere kant uit naar het Heiligenstädter Park en je stuit opnieuw op Beethoven; een monument uit 1910 toont de componist ten voeten uit tussen een halve zuilenrij.

Wereldpremière

Wiener Konzerthaus

Wiener Konzerthaus © Wikimedia commons

Voor het vervolg van onze Beethoven-toer verruilen we het rustige Heiligenstadt voor de levendige Weense binnenstad. We starten op de Beethovenplatz tegenover het Weense Konzerthaus. Daar lopen we de componist meteen twee keer tegen het lijf. Een bronzen sculptuur van Caspar Zumbusch uit 1880 toont hem zittend, met aan de voet van de sokkel negen engelen als symbool voor zijn negen symfonieën.

Palais Lobkowiz

Palais Lobkowitz, Bernardo Bellotto (1761) @ Wikiart

Onze route voert verder langs een aantal concertzalen met historische betekenis. In het Theater an der Wien (Linke Wienzeile 6) woonde Beethoven een tijdlang en op 20 november 1805 was hier de wereldpremière van zijn opera Fidelio. Op de eerste verdieping van het Theatermuseum in het paleis Lobkowitz (Lobkowitzplatz 2) bevindt zich de Eroica-zaal, waar Beethoven voor zijn mecenas Franz Joseph Maximilian Fürst Lobkowitz een private Wenen-première van zijn Symfonie Eroica dirigeerde. In de feestzaal van de Oostenrijkse Academie der Wetenschappen (helaas niet voor publiek toegankelijk) weerklonk op 8 december 1813 voor het eerst de Zevende Symfonie.

Van al zijn Weense woningen verbleef de componist het langst, met onderbrekingen, in het Pasqualati-haus: het appartementengebouw van een andere mecenas (Johann Baptist Freiherr von Pasqualati) aan de Mölker Bastei 8. Hier componeerde hij tussen 1804 en 1815 onder meer Fidelio, het pianowerk Für Elise en de Symfonieën 5, 6, 7 en 8. Beethovens appartement op de vierde verdieping is in privébezit, maar een aanpalend appartement huisvest een klein Beethovenmuseum met persoonlijke eigendommen en luisterstations met uitvoeringen van zijn composities door verschillende dirigenten.

Daverend slotakkoord

Altes Burgtheater

Altes Burgtheater @ Wikimedia commons

Andere plekken waar Beethoven z’n sporen naliet, zijn verdwenen. Dat geldt behalve voor veel van zijn woonhuizen bijvoorbeeld ook voor het Alte Burgtheater aan de Michaelerplatz, waar hij als 24-jarige op 29 maart 1795 zijn eerste Weense concert gaf voor een enthousiast publiek.

Zijn laatste publieke optreden was op 7 mei 1824 in het eveneens niet meer bestaande Theater am Kärtnertor, ongeveer op de plek van het huidige hotel Sacher. Hij was toen al een cultfiguur en maar liefst tweeduizend mensen hadden een kaartje gekocht om zijn nieuwste (laatste) Negende Symfonie te horen. Beethoven zelf zat op het podium schuin achter de dirigent, met zijn rug naar het publiek. Toen het ‘Alle Menschen werden Brüder’ weerklonk, eindigend in ‘Freude, schöner Götterfunken’, ging het dak eraf en zwaaide het geëmotioneerde publiek met zakdoeken en hoeden. De stokdove meester had niets in de gaten en moest door een van de solisten naar het publiek worden gedraaid om het daverende applaus te zien. Dit slotakkoord was misschien wel de grootste triomf uit zijn carrière.

Overgevoelige ziel

Beethoven Graven

Grafmonument op het Zentralfriedhof (links) en het Währinger Friedhof © FREN Media, Frits Roest

Beethoven leed zijn leven lang aan tal van kwalen. De laatste maanden van zijn leven ging hij hard achteruit en werd hij liefdevol verzorgd door zijn vrienden. Hij overleed op 26 maart 1827 en werd twee dagen later onder grote publieke belangstelling (maar liefst 20.000 van de 200.000 Weense inwoners stonden langs de route van de rouwstoet) begraven op het Währinger Friedhof. Toen dit kerkhof in 1887 werd opgeheven, werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar een eregraf op het Zentralfriedhof.

Toneelschrijver Franz Grillparzer memoreert in zijn lijkrede zowel de kunstenaar Beethoven als de ‘verwonde mens’, zwaargehavend door de ‘stekels van het leven’. Hij roemt diens hartelijkheid en menselijkheid tot aan zijn dood en weerspreekt degenen die Beethoven maar een misantroop en excentriekeling vonden. Zij moeten zich realiseren, aldus Grillparzer, dat de componist zich wel moest terugtrekken: niet omdat hij vijandig tegenover mensen stond, maar omdat zijn overgevoelige ziel geen weerwoord had tegen een wereld die veel van hem verlangde en weinig teruggaf. ‘Hij bleef eenzaam, omdat hij geen tweede vond.’

Beethovens graf ligt tussen de de eregraven in groep 32A. De Zentralfriedhof  is bereikbaar met metrolijn U3 (halte Simmering) en vervolgens overstappen op tram 71 (Zentralfriedhof, halte Tor 2).  

Beethovens oorspronkelijke grafmonument staat wel nog op de voormalige Währinger Friedhof: naast dat van Franz Schubert in het huidige Schubertpark. Teschnergasse 31, metro U6 (halte Nußdorfer Straße)

Het Schwarzspanierhaus waar Beethoven vanaf medio oktober 1825 tot aan zijn dood in 1827 woonde, werd in 1904 gesloopt. Op de gevel van het nieuwe pand (Schwarzspanierstraße 15) herinnert een plaquette aan de componist.

Beethoven in Baden

Beethovenmuseum in Baden© FREN Media, Frits Roest

De door tal van gezondheidskwalen geplaagde Beethoven was een frequente kuurgast in Baden bei Wien. Het gele huis waar hij in de zomermaanden van 1821 tot 1823 twee kamers huurde, Rathausgasse 10, herbergt nu het Beethovenmuseum. Een levensgrote kartonnen Beethoven maakt hier duidelijk aan welke kwalen de componist zoal leed: aambeien, leverproblemen, darmproblemen, oogontstekingen en zijn toenemende doofheid.

In het huidige Beethovenmuseum schreef de componist, inmiddels al volledig doof,  zijn Missa Solemnis en grote delen van zijn negende symfonie, zoals de Ode aan de vreugde uit het vierde deel/de finale van deze symfonie – op een gedicht van Friedrich Schiller. Op 12 januari 1972 koos de Raad van Europa in Straatsburg dit thema tot Europees volkslied, omdat het in de ‘universele taal van de muziek’ de idealen van vrijheid, vrede en solidariteit zou vertolken waarvoor Europa staat. Aan dirigent Herbert von Karajan werd gevraagd drie arrangementen voor piano, harmonieorkest en symfonieorkest te schrijven. Sinds 1985 is het stuk bovendien de officiële hymne van de EU. Ze wordt gespeeld bij officiële gelegenheden van de Raad van Europa of de Europese Unie, bij de aanvang van congressen of pan-Europese evenementen.

Ook buiten het museum kom je Beethoven in Baden tegen. In het Doblhoffpark aan de rand van het centrum lijkt zijn hoofd met warrig kapsel uit de grond te groeien. De sculptuur ligt op Beethovens geliefde wandelroute van Baden naar het Helenental in de Wienerwald. In de natuur vond Beethoven inspiratie en compensatie voor het gebrek aan menselijk contact door zijn gehoorverlies. Eindeloze wandelingen voerden hem daarom door de heuvels rond Baden op zoek naar melodieën, soms tot Heiligenkreuz of Wiener Neustadt. Het kuuroord en de natuur hebben ongetwijfeld bijgedragen aan zijn welzijn.

Baden is vanuit Wenen bereikbaar met de Badner Bahn. Deze elektrische tram pendelt vier tot acht keer per uur tussen de stations Wien Oper en Baden Josefsplatz (reistijd circa 1 uur). Plan je reis op de site van de Wiener Lokalbahnen: wlb.at




Maria Anna Mozart
Leopold & Wolfgang Mozart
Thomas Bernhard
© Susanna von Canon RV
SOS Kinderdorpen