Wijn

Blaufränkisch: Rode topper

Blaufränkisch

Blaufränkisch

Warmte is wat Blaufränkisch-druiven nodig hebben. Gelukkig vinden ze die op verschillende plekken in Oostenrijk. Zodat deze druif  de beste rode wijnen van het land levert. In Oostenrijk worden de rode wijnen van deze druif vaak (te) jong gedronken. Omdat het een ras met hoge zuren en veel tannine is, kan hij op jonge leeftijd hard overkomen. Geef hem de tijd om te rijpen en je weet niet wat je proeft.

Hoewel Blaufränkisch dé rode kwaliteitsdruif van Oostenrijk is, is het niet het meest aangeplante rode ras. Met circa 3.200 hectare beslaat de druif ongeveer zeven procent van het totaal. Het is wel een ‘eigen’ soort, waarvan de wieg waarschijnlijk ergens in het grote Oostenrijks-Hongaarse rijk heeft gestaan. De naam werd voor het eerst genoemd in 1862, in een catalogus van een tentoonstelling over druivenrassen in Wenen.

Blaufränkisch heeft een lang groeiseizoen nodig om goed te rijpen. Dat vind je in de regio Carnuntum in Neder-Oostenrijk, maar vooral in Burgenland. Heuvels in het westen, zuiden en noorden bieden beschutting tegen koude westenwinden, terwijl vanuit het oosten de warmte van de Pannonische vlakte doordringt. De herkomstgebieden Leithaberg, Midden-Burgenland en Eisenberg (Zuid-Burgenland) zijn daarom de bekendste voor deze rode druif.

Aan de krachtige, vaak donkergekleurde en houtgerijpte wijnen is goed te proeven op wat voor bodem de stokken staan. Zo is een wijn uit Eisenberg vaak onmiddellijk te herkennen vanwege de ijzerhoudende bodems en zijn de wijnen uit Midden-Burgenland meestal de krachtigste vanwege de zware leembodems. Leithaberg heeft onder andere leisteen, wat ook goed te proeven is.




Marketentster met 'schnapsglaasjes'
Carnuntum - Römer